‘Wit of volkoren’ en ‘energydrink of koffie’. Dat zijn twee voorbeelden uit de Eetwisselcampagne van het Voedingscentrum. Deze campagne moedigt mensen aan om kleine stapjes te nemen naar een gezonder eetpatroon. Denk dus aan witbrood vervangen door volkorenbrood, of door koffie te drinken in plaats van energydrink. “Ik vond dat er goede elementen in deze campagne zitten. De voorbeelden die ze gebruiken zijn heel alledaags en het is duidelijk dat ze verschillende doelgroepen hebben geprobeerd te bereiken”, zegt socioloog Tim van Meurs.
Grote gezondheidskloof
Mensen met een lager opleidingsniveau eten gemiddeld ongezonder dan mensen met een HBO of WO opleiding en hebben ook vaker overgewicht. Ook blijkt uit eerder onderzoek dat voedings- en gezondheidsinterventies minder effectief zijn onder laagopgeleide burgers, waardoor de toch al aanzienlijke kloof die bestaat op het gebied van voedingsgezondheid nog groter wordt. Met zijn proefschrift ‘No Appetite for Meddling’ (Geen trek in bemoeienis) wil de promovendus inzicht geven hoe het kan dat interventies (en campagnes zoals de Eetwissel) minder effectief zijn bij deze groep. Van Meurs onderzocht hoe burgers verschillende interventies ervaren en in hoeverre opleidingsniveau hierbij een rol speelt.
Vaak wordt aangenomen dat een lager inkomen, financiële stress of een gebrek aan kennis over wat gezond is (voedingscognitie) de gezondheidskloof in relatie tot het opleidingsniveau kan verklaren. Van Meurs toont in zijn proefschrift aan dat er meer speelt. Zijn onderzoek laat zien dat weerstand tegen instituties bij lager opgeleiden veel hoger is en dit ‘anti-institutionalisme’ een belangrijke factor is. “Er is een grote aversie tegen de organisaties achter deze interventies. Men wil niet verteld worden wat men moet doen”, stelt de onderzoeker. “Dit is sterker bij lager opgeleiden en dat maakt ook dat zij minder ontvankelijk zijn voor interventies. Ze worden als betuttelend ervaren en als een aanval op de keuzevrijheid.”
Week zonder vlees of extra speklap?
Voor zijn onderzoek nam hij verschillende interviews af met lager opgeleiden (die de promovendus helaas door COVID-19 eerder moest afbreken). Verder analyseerde Van Meurs nieuwsberichten en reacties op sociale media. Exemplarisch was een Tweet die hij tegenkwam als reactie op een artikel over de Nationale Week zonder Vlees. “Iemand postte een foto van een pan met daarin vier speklappen en schreef: ‘Normaal 2 lapjes, nu 4! Zo compenseer ik weer iemand die vandaag geen vlees eet. Morgen weer!’. Voor mij zijn dit soort felle en boze reacties illustratief voor de aversie tegen bemoeizucht. En dat terwijl de week zonder vlees helemaal niemand iets oplegt. Het is eerder een stok achter de deur voor mensen die wel minder vlees willen eten, maar bij wie dat vaak niet lukt.”
Van Meurs nam ook een surveyexperiment af om te kijken of het uitmaakt hoe de informatie gebracht wordt. Waar een groep hele feitelijke informatie kreeg over het belang van genoeg en gezond drinken, kreeg een tweede groep ook vermeld dat de informatie, bijvoorbeeld, op basis van wetenschappelijk onderzoek is. Een derde groep kreeg dezelfde boodschap, maar dan in versimpeld taalgebruik. Het taalgebruik aanpassen of het wel of niet noemen van instituties bleek geen verschil te maken.
Suikertaks werkt, maar heeft keerzijde
Natuurlijk kun je ook meer vergaande maatregelen zoals een suikertaks invoeren, om zo bijvoorbeeld frisdrank met veel suiker te ontmoedigen. Maar volgens Van Meurs zit daar op lange termijn ook een keerzijde aan. “Een suikertaks kun je niet omheen, want suiker wordt duurder. Maar uit mijn onderzoek blijkt dat met name lager opgeleiden bij vergaande interventies dan negatiever over de instituties in kwestie gaan denken. Wanneer je toch met interventies te maken krijgt, word je vervolgens nog negatiever over de overheid. Je ziet een soort negatieve feedback loop. Dat komt de legitimiteit van instituties niet ten goede en dat kan voor toekomstige interventies dus nadelig zijn.”
Deze vicieuze cirkel doorbreek je volgens de promovendus niet zomaar. Het onderschrijft, net als eerdere sociologische studies, dat er een grote kloof is tussen instituties zoals de overheid en de wetenschap en burgers met een lager opleidingsniveau. “Campagnes zouden meer moeten aansluiten op de belevingswereld van lager opgeleiden. Het Voedingscentrum doet echt zijn best, maar je merkt wel dat daar vooral HBO’ers en WO’ers werken. Zo was er een campagne om het eten van groenten en fruit te stimuleren. Toen kwamen ze met groene asperge en aubergine aanzetten. Asperges zijn erg duur en aubergine is voor veel mensen niet een makkelijke groente, zeker als je stamppot boerenkool gewend bent. Die groep raak je bij zo’n campagne kwijt.”