Taak voor overheid: aanpak ongezonde voedselomgeving

11 september 2023 Jurriaan hoefsmit
De aandacht van Joreintje Mackenbach,  onderzoeker en docent aan VUmc, is de laatste tijd verschoven van de bebouwde omgeving met de talloze voedselaanbieders naar maatschappelijke- en beleidsaspecten. Ze pleit voor goed werkend beleid van de overheid. “De invloed van de voedingsindustrie is veel groter dan wij ons realiseerden.”

Joreintje Mackenbach

Geboren: 1988, Rotterdam
Woont in: Rotterdam
Werkzaam als: universitair docent, epidemioloog, onderzoeker
Opleiding: gezondheidswetenschappen
Vrije tijd: paardrijden

De voedselomgeving is letterlijk een veelomvattend begrip en de 'obesogene', de dikmakende omgeving klinkt nogal abstract. Kunt u beschrijven waar uw werk op gericht is?

Het onderzoek dat ik doe naar de voedselomgeving zit op het snijvlak van epidemiologie, geografie en psychologie. Het richt zich op het begrijpen van de geografische verspreiding van voedselaanbieders en de manier waarop consumenten omgaan met die voedselomgeving. De obesogene omgeving in de breedste zin van het woord is de omgeving die verleidt tot gedrag dat bijdraagt aan het ontwikkelen van obesitas. Mensen zitten vaker, worden niet uitgenodigd om te bewegen en eten meer. Dat zijn de belangrijkste factoren, naast slaaptekort, alcoholgebruik en stress. 

Uw overzichtsstudie van de wetenschappelijke literatuur uit 2014 had als uitkomst dat de subjectieve ervaring van de voedselomgeving vaak sterk verschilde van de objectief gemeten factoren. Dat maakt het heel moeilijk met zekerheid iets te zeggen over de invloed van die omgevingsfactoren over het gedrag, concludeerde u. Is het onderzoek inmiddels verbeterd?

We zijn nu een stuk verder. Dat onderzoek liet zien waar de hiaten in de wetenschappelijke literatuur zaten. Veel studies lieten dwarsdoorsneden zien: hoe is de omgeving nu en hoe zijn de gedragingen nu. Maar daarmee kan je nog geen causale verbanden vaststellen. Ikzelf maar ook anderen hebben daarna longitudinaal onderzoek gedaan, over de tijd. Bijvoorbeeld over: als de omgeving verandert, verandert dan het gedrag en verandert het gewicht dan ook? Door dergelijke studies zijn de verbanden wat beter te zien. Een wandelvriendelijke omgeving is gerelateerd aan meer bewegen, dat is duidelijk. Voor ‘walkability’ is duidelijk bewijs. Maar er zijn nog altijd heel veel inconsistente resultaten. Binnen het Upstream Team werken we aan het beter begrijpen van hoe de leefomgeving het risico op obesitas beïnvloedt.

Onderscheid: individu en populatie

Voor een goed begrip over de oorzaken van obesitas moet een onderscheid gemaakt worden tussen individuen en populaties. “Het individuele genenpakket van een persoon speelt een veel grotere rol op diens risico op obesitas dan bij het verklaren van de obesitasepidemie,” zegt Mackenbach. Onze genen zijn niet veranderd de afgelopen dertig jaar, die kunnen niet verklaren waarom er zo’n grote toename is van obesitas. Voor mensen met een verhoogd erfelijk risico spelen zijn genen een grotere rol dan de omgevingsfactoren. In de studie van het vóorkomen van ziekten zoals obesitas in populaties (het terrein van de epidemiologie) spelen de genen een kleine rol, maar de veranderingen in de eetomgeving juist een grote. “Een arts in een obesitaskliniek die tegenover een patiënt zit kan daar niet veel mee, die richt zich op de individuele factoren.”

In die studies wordt altijd gekeken naar verkooppunten van ongezond voedsel en de nabijheid van scholen en dergelijke. Het lijkt logisch om dat te relateren aan de gezondheid van de bevolking.

Veel van dit soort onderzoek richt zich traditioneel op het aantal voedselaanbieders in een gebied. Maar in een dichtbevolkt land als Nederland is zo veel aanbod, zowel gezond als ongezond, dat het aantal fastfood-aanbieders niet zo’n cruciale rol speelt. Er is ook genoeg aanbod van gezonde winkels en restaurants. We moeten ons ook richten op andere aspecten, zoals de prijs van voeding. Mensen worden heel sterk beïnvloed door reclames en aanbiedingen. Zo’n 80 procent van de producten in de supermarkt en in de aanbiedingen zijn niet in lijn met de Schijf van Vijf. De combinatie van de geografische gegevens en de prijs van wat mensen kopen geeft wel een goed beeld van hoe gezond mensen eten.
We kunnen voor gezond kiezen, dat is het probleem niet. Maar er is overal ongezond eten. Op het station, in de boekwinkel, in de bouwmarkt. Het wordt constant op ons netvlies geplaatst, het wordt de consument moeilijk gemaakt.

Preventie: alle kleine beetjes helpen

Wereldwijd wordt ervaring opgedaan met regelgeving die bedoeld is de voedselomgeving te verbeteren. De effecten zijn klein, maar alle kleine beetjes helpen. Obesitas heet een ‘multifactoriële’ ziekte, die op meerdere fronten bestreden kan worden. Wettelijke beperkingen van suiker in frisdranken, verbod op reclame gericht op kinderen, lage belastingen op gezond en hoge op ongezonde voeding, nudging om het koopgedrag te beïnvloeden, prioriteren van bio-, vega(n) en duurzame voedselproductie, promoten van innovatie en beter onderzoek: het draagt allemaal bij aan de preventie op populatieniveau. Uitgangspunt hierbij is de zogenaamde preventieparadox van Geoffrey Rose, zegt Mackenbach: “Er valt meer winst te behalen als je de hele maatschappij één kilo laat afvallen dan dat je de mensen met een hoog risico op obesitas probeert vijf kilo te laten afvallen.”

Regelgeving over nieuwbouwprojecten, maar ook belasting op ongezonde voeding en strenge afspraken over reclames zijn taken van de overheid. Als u onderzoek doet loopt u dan niet steeds aan tegen overheidsbeleid? Is uw aandacht verschoven van de fysieke omgeving naar meer maatschappelijke en beleidsmatige aspecten van die omgeving?


Ja, dat klopt. Als je in een vinexwijk woont die alleen met een snelweg te bereiken is, dan ga je altijd met de auto. Goede verbindingen voor actief transport zijn heel erg belangrijk. Veilige fiets- en wandelpaden en frequent openbaar vervoer, zodat mensen veel bewegen. Veel steden geven al prioriteit aan fietspaden, wandelgebieden en autoluwe binnensteden. 
Als we een onderzoek opzetten moeten we in het achterhoofd houden dat de resultaten kunnen bijdragen aan de dilemma’s waar beleidsmakers voor staan. Er spelen veel verschillende belangen, maar ik denk dat er weinig tegenstanders zijn van een beweegvriendelijke omgeving. Iedereen is voor meer groen. Waar het echt ingewikkeld wordt is bij de ongezonde eetomgeving. 
We zagen in ons Supreme Nudge onderzoek, waarin we probeerden een aantal supermarkten gezonder in te richten, dat er veel grotere belangen spelen. We liepen tegen allerlei commerciële barrières aan bij het gezonder maken van die supermarkten. Supermarkten worden betaald door grote fabrikanten om bepaalde producten op bepaalde plekken te leggen. 

Joreintje Mackenbach VoedingNU interview foto zittend (© Jurriaan hoefsmit)

Consumenten hebben er vaak geen idee van hoe de hele keten van productie, handel en verkoop van voedingsmiddelen in elkaar zit en wat de commerciële belangen zijn. En als je niet weet hoe het werkt, is het misschien ook lastig je koopgedrag te veranderen.

 De invloed van de voedingsmiddelenindustrie is veel groter dan wij ons realiseerden. Beleidsmakers moeten erkennen dat commerciële bedrijven heel veel geld verdienen aan de verkoop van ongezonde producten. Dat inzicht kan eraan bijdragen dat beleidsmakers gaan inzien dat een verbod op reclame voor kinderen, of een sterkere beprijzing van ongezonde producten met belastingen, echt nodig is. Omdat er aan de andere kant van het spectrum ook aan de consument getrokken wordt door de voedselfabrikanten.
We moeten daarom als onderzoekers geen oogkleppen op hebben en alleen maar aan gezondheid denken. Je hebt te maken met allerlei commerciële partijen die andere waarden en belangen hebben dan het bevorderen van gezondheid. Die zien dat niet als hun taak.

Toch is er een groeiende bewustwording van het belang van gezonde voeding. Misschien niet in alle sociaaleconomische klassen, maar het lijkt er toch wel op dat er in de samenleving iets op gang komt. Zoals de afkeer van ultra processed food. Veel jongeren zijn zich heel bewust van hun voeding en kiezen voor een gezonde leefstijl.

Ik hoop ook zeker dat daar iets uit voortkomt. Maar we moeten niet vergeten dat het verdienmodel van de voedingsindustrie momenteel te vergelijken is met dat van de tabaksindustrie in het verleden. In de debatten over bijvoorbeeld de invoering van een suikertaks zie je dat de voedingsindustrie dezelfde argumenten en misleidende strategieën gebruikt. Het is eigen verantwoordelijkheid, zeggen ze, consumenten moeten kunnen kiezen, we dwingen ze nergens toe, de overheid moet niet betuttelen, et cetera. 
Ik start binnenkort met een onderzoek over de vraag hoe het nou komt dat beleid, dat bewezen effectief is om de voedselomgeving te verbeteren, toch niet wordt ingevoerd. Welke politieke en commerciële factoren kunnen dat nou verklaren? Wat is de rol van de levensmiddelenindustrie bij het tegenhouden van het implementeren van beleid? Hoe weegt de politiek de belangen af, zoals de volksgezondheid? Zijn er lichtpuntjes, voorbeelden van dat het wel werkt? Dat moet uitgeplozen worden zodat in de toekomst wetenschappelijk bewijs sneller kan bijdragen aan een verandering in de maatschappij. 

Overal in het land zijn kleinschalige initiatieven, vrijwilligers die schoolontbijten of maaltijden voor ouderen en arme gezinnen verzorgen. Voedselbanken zouden een rol kunnen spelen. Al dan niet met steun van gemeentelijke programma’s. Is dat een goede manier om de voedselomgeving te verbeteren, van onderop?

Ik juich het toe, want het is nodig als een tijdelijke oplossing zolang er geen goed werkend beleid is. Als je iets op lokaal niveau opzet om mensen te helpen, dan kan dat goed werken, maar dan loop je vaak nog niet tegen de systemische barrières aan. Zodra je gaat opschalen krijg je daar wel mee te maken. Je kunt je dan afvragen of we veel tijd en energie moeten besteden aan het constant moeten aanpassen van een lokale aanpak aan een nieuwe, grotere context als je ook iets zou kunnen doen aan die systemische barrières. Maar dat laatste is gemakkelijker gezegd dan gedaan… 
Het is onacceptabel dat zoveel mensen in Nederland geen gezonde maaltijd kunnen betalen. De ongezonde voedselomgeving begint dusdanig schadelijk te worden, dat het echt aan de overheid is om de burgers daartegen te beschermen. Dat is geen betutteling, dat is zorgen dat burgers weer een vrijere keuze kunnen maken en net wat minder beïnvloed worden door de commercie.

Rapport : 'Tussen mens en ruimte'

Mackenbach is betrokken bij het rapport ‘Tussen mens en ruimte’ dat dit najaar verschijnt. Daarin worden op verzoek van opdrachtgever Gemeente Amsterdam aanbevelingen gedaan voor juridisch onderbouwde criteria, een meetinstrument, voor wat een ongezonde voedselomgeving is. Gemeenten hebben de taak, maar ook de (Europese) plicht, om de burgers een gezonde voedselomgeving te bieden. Er is echter geen grens bepaald, een ‘omgevingswaarde’, tussen ‘gezond’ en ‘ongezond’, zoals dat er wel is voor de luchtkwaliteit bijvoorbeeld. Wanneer is er in een bepaald gebied zo veel ongezonde voeding te koop dat de gemeente nieuwe bedrijven kan weren? Het rapport dient als aanloop naar bindende regelgeving, die nu ontbreekt.

Altijd op de hoogte blijven?