In een volle zaal van de Koninklijk Visio in Huizen vond op donderdag 23 maart de aftrap van ToekomstProef plaats. Dit is een initiatief van St. Eten+Welzijn en een aantal partners om het eten en drinken in zorginstellingen niet alleen beter te maken, maar ook meetbaar duurzamer.
Verduurzamen en het aanbieden van gezonde voeding in de zorg leeft. Maar aan dat verduurzamen zitten haken en ogen, maakte dagvoorzitter Ronald Lekkerkerker van Deoderon duidelijk aan de ruim 100 vertegenwoordigers vanuit de zorg. “Het verbeteren en verduurzamen van eten en drinken gaat niet vanzelf, het is daarom van belang is dat er voortrekkers zijn. ToekomstProef kan die voortrekkersrol vervullen bij de zorginstanties.” Initiatiefnemer Rudi Crabbé van ToekomstProef maakte tijdens de bijeenkomst duidelijk waar ToekomstProef inmiddels staat, en waar het naar toe beweegt. “ToekomstProef wil partijen verbinden en helpen de processen sneller en beter te laten verlopen. We zijn inmiddels met ‘Green Deal 3.0’ bezig en merken dat mensen hulp nodig hebben in de begeleiding van dat proces. ToekomstProef zet daarom in op leiderschap bij de deelnemende bedrijven”, aldus Crabbé.
ToekomstProef: De richtlijnen
ToekomstProef hanteert de richtlijnen, die zijn vastgelegd door onder meer het Voedingscentrum. De gedefinieerde actiegebieden, zoals inkoop, productie & reststromen, bedrijfsvoering, assortimentskeuze en participatie moeten uiteindelijk leiden tot een integrale aanpak voor een gezonder en duurzamer aanbod in de zorg. Daarvoor is het van belang dat de processen binnen een organisatie op elkaar worden afgestemd. Maar ook dat de processen zodanig zijn ingericht dat iedereen het op zijn eigen tempo kan doen, want geen instelling én geen persoon is gelijk. Verder is het belangrijk dat bij de aanpassingen in de verduurzaming en het gezonder maken van het aanbod iedereen dezelfde norm hanteert, zodat er meetbare resultaten komen.
Geen nieuws van Voeding Nu meer missen? Abonneer je op de nieuwsbrief en ontvang elke dinsdag het laatste nieuws.
|
17 Sustainability Development Goals
Hoe het precies zit met de norm werd tijdens het event toegelicht door Karin van IJsselmuide, expert in inkoopbeleid en SDG-coördinator. “In het meetinstrument, zoals ToekomstProef die nu heeft opgesteld, zitten de 17 Sustainability Development Goals (SDG’s) verwerkt. Het instrument biedt transparantie voor iedereen die met eten en drinken bezig is, maar ook voor cliënten en patiënten. Het zorgt voor vergelijkingsmogelijkheden tussen organisaties en het helpt bij het formuleren van interne doelstellingen.” ToekomstProef wil in drie fases naar een vast omlijnde normering toe; van de vrijwillige richtlijn in 2023, naar een normering met deelcertificaten in 2024/2025 met als einddoel in 2025 een systeem van certificering en audits op het gebied van duurzaamheid en gezonde voeding. Zsuzsan Proos – Huijsmans licht samen met collega Anton François tijdens haar voordracht van de bijeenkomst toe op welke vlakken ToekomstProef de zorgorganisaties kan ondersteunen in de gezamenlijke transitie naar betere en duurzamere voeding. Data, gezamenlijke bijeenkomsten, zoals de masterclass en community of practices, en het meetinstrument zijn daarin belangrijke activiteiten.
WNF: Van dierlijk naar plantaardig
Bij de omschakeling en het verduurzamen van eten en drinken in de zorg moet vooral de eiwittransitie van dierlijk naar plantaardig worden gemaakt, vindt Corné van Dooren van het WNF. “De impact van dierlijk voedsel op ons klimaat is enorm”, weet hij. In het door het WNF samengestelde ‘Eetplan voor de Planeet’ wordt zelfs gesteld dat voedselproductie de belangrijkste oorzaak is van ontbossing en het verlies van biodiversiteit. Vooral vanwege de inzet op monoculturen (akkers vol met slechts één gewas). Van Dooren deed dan ook een dringend beroep op de aanwezigen om werk te maken van de verduurzaming van het aanbod door om te schakelen naar meer plantaardig voedsel. Het streven van WNF is dat er in 2030 nog maar 40 procent van ons eiwitgebruik van dieren komt en 60 procent van planten. “Op aarde zijn er 282.000 planten, waarvan wij er maar 200 nuttigen. We moeten dus van de monocultuur op ons bord af en meer bewegen naar biodiversiteit.”