De voedingswereld in transitie, eiwittransitie

4 juni 2025 Joost Gosens Haagse Hogeschool
NIEUWS | De veranderende wereld was het thema waar Patricia Bulsing, docent Voeding en Diëtetiek op de Haagse Innovatie Parade op de Haagse Hogeschool over sprak. Specifieker over hoe we de eiwittransitie naar meer plantaardig kunnen realiseren met positieve impact op het milieu.

Steeds vaker komen er berichten over een verhoogde CO2-uitstoot en dat het daarmee de verkeerde kant op gaat. Welke rol kan de eiwittransitie betekenen in het verminderen van de CO2-uitstoot? En hoe kun je dit overbrengen bij cliënten in de diëtistenpraktijk?

Stand van zaken

Op dit moment komt 26 procent van alle CO2-uitstoot op de wereld uit de voedingsmiddelenindustrie, ofwel een kwart. Van deze 26 procent uitstoot zijn de veehouderij en de visserij verantwoordelijk voor 31 procent van de uitstoot en is 16 procent uitstoot te wijten aan het landgebruik voor vee.

Wanneer we kijken naar de uitstoot per 100 gram eiwit komen we vergelijkbare resultaten tegen. Hierbij staat rundvlees bovenaan met bijna 50 kilo CO2-uitstoot per 100 gram eiwitten dat het oplevert. Rundvlees wordt gevolgd door lamsvlees, garnalen, kaas en melk, hierbij gaat het echter al om tien tot twintig kilo CO2 per 100 gram eiwit. Een oplossing om die CO2-uitstoot te verminderen ligt in de eiwittransitie.

Oplossingen

Een van de mogelijke oplossingen is ervoor zorgen dat meer mensen die vlees eten, vlees gaan eten met een lagere uitstootwaarde als kip. Kip heeft een uitstootwaarde van 5,7 kilo per 100 gram eiwit, bijna 10 keer minder dan rund. Onderzoek van het World Resources Institute toont aan dat het verlagen van de consumptie rund met 70 procent, ook de uitstoot van CO2 met 35 procent zal verlagen. Wanneer de helft van de volledige vleesconsumptie zou verlagen zou de CO2-uitstoot ook verder kunnen zakken met maar liefst 43 procent.

Transities gaan niet makkelijk

De resultaten liggen er en toch is het voor veel mensen een moeilijk punt die eiwittransitie. Dat komt omdat het ook een moeilijk punt is. “Transities duren nou eenmaal lang. Dat was ook zo met de kwestie rond het rookbeleid”, zegt Patricia Bulsing, docent Voeding en Diëtetiek. “De beweging tegen roken kwam op in de jaren 70, nu meer dan 50 jaar verder zijn er nog steeds stappen om te maken.” 

Deze transities hebben vier kenmerken bij zich, namelijk:

  • Systeemverandering: niet alleen aanpassingen, maar een herstructurering van een systeem.
  • Lange termijn: verloopt vaak over decennia met verschillende fasen.
  • Multidimensionaal: het betreft meerdere lagen - beleid, technologie, gedrag en markten.
  • Onafscheidelijk van innovatie: vaak gedreven door innovaties die geleidelijk of plotseling de status quo verstoren.

Psychologie

Wanneer een transitie of een verandering op gang komt of bezig is zie je veel verschillende types gedrag bij mensen terugkomen. Een van die gedragingen is reactance. “Hierbij krijgt de persoon het gevoel dat de keuzevrijheid wordt beperkt en probeert men de autonomie te herstellen door boos of geïrriteerd te reageren”, legt Patricia uit. “Een voorbeeld hiervan was dat McDonalds over was gegaan naar de plantaardige McKroket zonder dit openbaar te maken. De reactie van klanten was niet goed en zorgde ervoor dat de McKroket mét vlees terugkwam.”

Hoe kan het dan wel?

Voorbeeld van een succesvolle wijze om deze keuzevrijheid niet te bedreigen is letterlijk, de keuze laten. Zo laat IKEA de keuze voor een veggie dog of hot dog door ze naast elkaar te zetten. De veggie dog iets goedkoper om de klant te sturen. In Duitsland gaat een fastfoodketen nog een stapje verder door plantaardig het nieuwe normaal te maken. Hier moet de klant specifiek kiezen voor een optie met vlees. De werking hiervan is onderzocht door Pelle G Hansen, Mathilde Schilling en Mia S Malthesen in ‘The journal of public health’. In dit onderzoek hebben ze bij conferenties twee groepen de keuze gelaten uit lunches. Een groep kreeg broodjes vlees en moesten kandidaten vragen om vegetarisch, bij de andere groep kregen ze vegetarisch en moesten ze vragen om vlees. De resultaten hiervan zijn bijna identiek aan elkaar. Bij beide groepen vraagt ongeveer tien procent om een alternatieve lunch.

De diëtist

Ook als diëtist is terug te vallen op deze argumenten in de praktijk. Ook cliënten kunnen gedrag als reactance zien. Hoe je hiermee omgaat is door de cliënt een keuze te laten maken maar wel te beïnvloeden naar de keuze die je wil dat de cliënt maakt. Voorbeeld: een cliënt wil vlees blijven eten maar vindt klimaatverandering wel belangrijk. In dit geval kun je er op sturen dat de cliënt vaker kip gaat eten dan rund om de uitstoot te verlagen maar laat je de autonomie bij de cliënt. 

Altijd op de hoogte blijven?