“Dit ben ik en dit wil ik voor u betekenen.” Met die uitspraak wist de gescheiden, onlangs gepensioneerde man haarfijn uit te leggen waarom eten vaak geen doel op zich is, maar een middel. Om iets voor de ander te betekenen, om te verbinden. Het is jaren geleden dat ik het citaat optekende, maar het heeft zich genesteld in mijn brein. Bij de projecten die ik deed als onderzoeker en docent, meestal met studenten, zag ik het keer op keer bevestigd. In mijn persoonlijk leven trouwens ook.
Een bont gezelschap bezig in het keukenlokaal. Twee Nederlandse studenten en vier buitenlandse studenten, waaronder een Syrische vluchteling. Alleen gepruttel in pannen en het kletteren van bestek. Geen gesprekken. Iedereen legde geconcentreerd de laatste hand aan het favoriete gerecht uit eigen land. Even later: een tafel vol schalen, pannen en kommetjes, nauwelijks ruimte voor borden. Trotse blosjes, nieuwsgierige blikken, aandachtig proeven. Geklets en gelach.
Niets maakte zo’n indruk als het bezoek aan een opvanghuis voor ouderen in Pune, India. Ouderen zonder geld en zonder familie die hun bed, bad en brood kon bieden. Het opvanghuis bood zoveel meer dan dat. Twee oude besjes in felgekleurde sari’s, arm in arm schuifelend door de tuin. Het voorovergebogen silhouet van de man die iedere dag de vloer in de eetzaal aanveegt. In de schaduw van een boom, een paar oude dames die boontjes doppen. Ze doen het elke dag. Hun taak, hun bijdrage, hun trots. Waardigheid heet dat.
Daar ontbreekt het wel eens aan in de Nederlandse ouderenzorg, waar de ‘keuken’ zich vaak aan de andere kant van het land bevindt. Onlangs hoorde ik weer zo’n verhaal. Van een alleenstaande oudere man, zwaar ondervoed, die naar het hospice ging om te sterven. Twee maanden later was hij weer thuis. Aangesterkt door verse maaltijden, met aandacht bereidt, in de keuken, waar hij bij zat. Speciaal voor hem en zijn medebewoners. Soms hielp hij een handje. Zo ging het ook op het ‘ouderenlandgoed’ dat ik bezocht in Brabant: in elk van de woongroepen een huiselijke woonkeuken waar personeel en vrijwilligers samen met de bewoners de maaltijden bereidden. Waar goed gegeten werd.
Ik sta in mijn nieuwe keuken en maak spaghetti met gegrilde groenten. Aan de eettafel een levendige discussie. Er wordt gelachen. Af en toe lach ik mee. Heb ik hulp nodig? Nee hoor, het lukt wel. Het zweet breekt me uit. Ik ben hier niet goed in, maar ik doe mijn best. Zodat ze voelen dat ik dankbaar ben. Omdat ze er zijn, bij ons in het verre Friesland.
Laten we het als professionals in voeding niet vergeten. Dat voor sociale ‘dieren’ als de mens, eten iets heel wezenlijks is. Een gebaar: van betekenis zijn voor de ander.
Dorien Voskuil
Voedingskundige/epidemioloog en werkte tot voor kort als docent voor de opleiding Voeding & Diëtetiek van de Haagse Hogeschool. Ze heeft zich nu als schrijver/interviewer gevestigd in Friesland.