Vlees-, vis- en zuivelvervangers zijn duurzamer én gezonder dan de dierlijke variant, maar ze hebben een imagoprobleem. Sleutelfactor hierin is de consument, die vlees vaak als natuurlijker en daarom gezonder ziet. Onterecht, stelt sociaal wetenschapper Christopher Bryant in een review.
Plantaardige alternatieven voor vlees, vis en zuivel vormen een cruciaal onderdeel van de eiwittransitie en algemene innovatie van het voedsellandschap. Vleesopvolgers zijn relatief jong in hun ontwikkeling, maar zijn desondanks in steeds meer huishoudens een regelmatig terugkerend onderdeel in maaltijden. Hoe staan we ervoor in 2023?
Bijna ieder jaar berichten de vakbladen in de voedingsmiddelenindustrie en andere nieuwsbronnen wel een keer dat vleesvervangers (te) veel zout bevatten. Om de producten om die reden een ongezond label te geven, is wellicht oneerlijk als je ze vergelijkt met hun dierlijke variant. Bewerkt vlees bevat ook veel zout en kip of gehakt voorzie je tijdens het koken nog van zout en specerijen. Dat zegt Christopher Bryant, sociaal onderzoeker aan de Universiteit van Bath (Engeland), in een review over plantaardige alternatieven voor dierlijke producten (PB-ABA’s, wat staat voor Plant Based Animal Product Alternatives), dat in juli 2022 verscheen in wetenschappelijk tijdschrift Future Foods.
Duurzamer en gezonder
De wetenschapper zette 43 studies over de duurzaamheid en gezondheid van PB-ABA’s (in vergelijking met dierlijke producten) op een rijtje. Wat betreft de duurzaamheid zijn we snel klaar met zijn review. Want welk onderdeel ook werd onderzocht in de 16 studies die Bryant bekeek, PB-ABA’s kwamen altijd als minder belastend voor het milieu uit de bus. Denk daarbij bijvoorbeeld aan zaken als broeikasgassen en water-, land- en energiegebruik. Bovendien kunnen plantaardige producten het gebruik verlagen van stoffen die mogelijk de algemene gezondheid schaden, zoals (uitstoot van) fossiele brandstoffen, meststoffen en pesticiden.
Qua gezondheid zit de vork genuanceerder in de steel, al is de consensus in de 33 studies die Bryant meenam dat PB-ABA’s over het algemeen gunstiger voedingswaarden hebben dan hun dierlijke varianten, maar er zijn noemenswaardige verschillen tussen de groepen. Zo bevatten plantaardige vervangers minder vet (totaal), verzadigd vet, cholesterol en calorieën, maar ook minder (biologisch beschikbare) eiwitten, ijzer en vitamine B12.
Sommige PB-ABA’s bevatten veel zout, waar tegenover staat dat ze vezels bevatten en hogere gehaltes van diverse micronutriënten. Studies naar de opbouw van spierweefsel als je vlees of PB-ABA’s eet, laten geen duidelijke verschillen zien, maar qua gewichtsverlies hebben PB-ABA’s mogelijk voordelen. Dat geldt ook effecten op LDL-cholesterolconcentraties en het microbioom, al is er meer onderzoek nodig voor overtuigender bewijs.
Definitie ‘natuurlijk’
‘‘Op de natuur betrekking hebbend” of “door de natuur gevormd”, zegt Van Dale over het woord ‘natuurlijk’. Op een voedselverpakking zegt de term weinig, want deze valt niet onder de Claimsverordening van de NVWA. Het is dus geen officiële voedings- of gezondheidsclaim, al moet de verpakking wel voldoen aan de algemene regels van voedselinformatie, waar ook verbod onder misleiding onder valt.
(NB: voor natuurlijke aroma’s gelden andere regels.)
Natuurlijke mismatch
PB-ABA’s zijn dus goed op weg qua duurzaamheid én gezondheid, maar ze worden pas door consumenten geaccepteerd als zij die kennis ook hebben. En daar zit een mismatch, ziet Bryant, die gespecialiseerd is in het hoe en of consumenten vleesalternatieven accepteren. Consumenten maken hun keuzes met name op basis van smaak, prijs en gebruiksgemak. Negentig procent van de PB-ABA- consumenten eet overigens ook vlees. De vervangers zijn bedoeld om aan de vleesbehoefte te voldoen en slagen daar beter in dan wanneer je het vlees weglaat of vervangt voor bijvoorbeeld peulvruchten.
Imagoprobleem
Maar PB-ABA’s hebben een imagoprobleem, veroorzaakt door onjuiste conclusies die consumenten trekken op basis van hoe natuurlijk of bewerkt PB-ABA’s zouden zijn in vergelijking met dierlijke producten. Hoewel de meerderheid van consumenten in de besproken studies denkt dat PB-ABA’s betere voedingswaarden hebben dan hun vleesequivalent, ziet een deel van hen PB-ABA’s als onnatuurlijk en sterk bewerkt en daarom ook als ongezond(er).
Bryant haalt in zijn review een studie aan waarin deelnemers de voedingswaarden van rundvlees en een plantaardig equivalent daarvan beoordeelden op gezondheid. 45 procent koos het plantaardige product en 25 procent koos het vleesproduct als gezonder. Wisten ze de ingrediënten van het product, dan daalde het verschil in percentage van 20procent naar 11 procent.
Het idee dat 'natuurlijk' iets goeds betekent en onnatuurlijke dingen slecht zijn, heet in het Engels naturalistic fallacy. Soms klopt de conclusie dat bewerkt/onnatuurlijk voedsel ongezond(er) is, zoals (meestal) bij koek, snoep en frisdrank. Dat zijn producten met hoge calorische waarde en glycemische index. Maar die eigenschappen hebben PB-ABA’s helemaal niet. Toch wordt vlees door sommige consumenten als natuurlijker en dus gezonder gezien. Die conclusie noemt Bryant onterecht, mede door de manier waarop dieren worden gefokt en behandeld in de vlees- en zuivel- industrie, met rassen en leefomgevingen die je in de natuur nooit zult tegenkomen.
Toekomst
Dat consumenten onjuiste aannames doen over de gezondheid van een product op basis van de ingrediëntenlijst, is een factor waar producenten en beleidsmakers rekening mee moeten houden, vindt Bryant. Denk daarbij ook aan verpakkingen en labels. Overigens zijn er diverse innovaties die PB-ABA’s al hebben verbeterd en dat zal de komende jaren doorzetten. Bryant noemt bijvoorbeeld het gehalte antinutriënten, dat je met behulp van enzymen tijdens de verwerking kunt verlagen.
Als de producten verder verbeteren, zal dat ten goede komen van de langetermijnacceptatie van de consument. Specifiek prioriteert Bryant de ontwikkeling van nieuwe ingrediënten en verwerkingsmethoden die PB-ABA’s lekkerder, goedkoper en gezonder maken.
Investeringen
Diverse landen investeren in onderzoek en ontwikkeling van plantaardige alternatieven voor dierproducten, waaronder Denemarken en Canada. Begin 2022 trok de Nederlandse overheid nog 60 miljoen euro uit voor kweekvleesonderzoek.
Daar staat dan weer tegenover dat er jaarlijks een vergelijkbaar bedrag wordt uitgetrokken door de Europese Unie om reclame te maken voor vlees en zuivel. En die sector gebruikt het natuurlijke imago van hun producten actief in hun campagnes, aldus Bryant in zijn review.