“Ethyleenoxide is het nieuwe fipronylschandaal.” Stevige woorden van Frank Lindner van Foodwatch. De organisatie vindt dat de NVWA steviger moet ingrijpen. Het begon allemaal met een partij sesamzaadjes uit India, waarin het bestrijdingsmiddel werd aangetroffen. Recalls volgden, maar het middel wordt nu ook in andere producten aangetroffen. Hoe moet de voedingsmiddelenbranche hiermee omgaan?

Ethyleenoxide is een gewasbeschermingsmiddel. “Het voorkomt schade aan gewassen door kevers en ongedierte”, vertelt Maria Lamers, quality consultant bij Eurofins, een bedrijf dat wereldwijd voedsel test op veiligheid. “Het middel is niet nieuw, het wordt al jaren gebruikt.”

In Europa is het verboden om dit middel te gebruiken tijdens de productie van levens­middelen, maar buiten Europa mag dat wel. Het gebeurt bijvoorbeeld in Azië en Zuid-Amerika. De maximale toe­gestane hoeveelheid die in een product mag zitten verschilt per continent. In Europa mag een kilo grondstof maximaal 0,01 tot 0,1 milligram ethyleenoxide bevatten. In Canada en Amerika ligt dit percentage hoger.
“In 2015 zijn de regels voor ethyleenoxide in Europa aangescherpt. Het kan zijn dat buitenlandse producenten hiervan onvoldoende op de hoogte zijn. Of het gaat om partijen die zijn geproduceerd voor markten buiten Europa, waar de toegestane limiet hoger is. Die partijen kunnen verder verhandeld zijn en zo in Europa terecht zijn gekomen.”

Gezondheidsrisico’s

Foodwatch noemt ethyleenoxide onder meer kankerverwekkend, maar vol­gens de NVWA is er geen acuut gevaar voor de volksgezondheid; consumptie van producten die ethyleenoxide bevatten, heeft niet direct negatieve effecten voor de gezondheid. “Alleen bij consumptie over langere tijd van grotere hoeveelheden is een gezondheidsrisico niet uit te sluiten”, aldus de NVWA. “Er zijn geen gevallen bij ons bekend waarbij consumenten gezondheidsklachten kregen van het eten van producten met ethyleenoxide.”

'Alleen bij consumptie van grote hoeveelheden over langere tijd is een gezondheidsrisico niet uit te sluiten'

Foodwatch maakt zich wel degelijk zorgen over de consumptie van kleine hoeveelheden, vooral vanwege de hoge mate van verontreiniging die afgelopen maanden is aangetroffen, soms tot wel duizend keer de drempelwaarde. “Er is bovendien maar één kwade molecuul nodig om de vorming van kanker te starten”, aldus Lindner.

Tot dusver is ethyleenoxide in verschillende producten aangetroffen. Het begon allemaal met sesamzaad, maar inmiddels zijn er ook meldingen over johannesbrood­pitmeel, guargom, curcuma en gember. “Sesamzaad zit in veel producten verwerkt”, weet Lamers. “Het gaat om kleine hoeveelheden, die worden toegevoegd voor de structuur of smaak van het product. Hetzelfde geldt voor johannesbroodpitmeel, dat wordt gebruikt als bindmiddel in bijvoorbeeld ijsjes en bakkerijproducten. Guargom vind je onder meer terug in gel­capsules van supplementen. In­­tussen zijn tal van producten teruggeroepen. Producten met een duidelijke sesamcomponent, zoals sesamcrackers en tahin, maar ook ijsjes, vegetarische snacks (kroketten, bitterballen), roomkaas, sauzen en voedingssupplementen. Zelfs een blikje haring in tomatensaus. In de saus was johannesbroodpitmeel verwerkt.”

Meldingen nemen toe

De NVWA kan geen exacte cijfers noemen. “Er zijn sinds oktober vorig jaar ongeveer 2.300 meldingen binnengekomen over met ethyleenoxide verontreinigde producten. In elk geval zijn er 268 partijen sesamzaad uit de handel gehaald: ongeveer 5.238.000 kilo. Ook zijn heel veel producten uit de schappen gehaald, waarin verontreinigd sesamzaad was verwerkt en waarbij, indien van toepassing, consumenten zijn gewaarschuwd. Sinds begin juni komen er ook meldingen binnen over verontreinigd johannesbroodpitmeel en producten waarin dit is verwerkt. En sinds 8 juni ontvingen we 426 meldingen van Nederlandse bedrijven over verschillende andere soorten producten, waarin bijvoorbeeld johannesbroodpitmeel is verwerkt. Ook zijn er meldingen over curcuma, guargom en capsules voor voedingssupplementen.”

Zelf tests uitvoeren

De kans is groot dat het daar niet bij blijft. “Er worden nu diverse eindproducten teruggehaald. Het lastige is dat de aanwezigheid van ethyleenoxide in het eindproduct moeilijk aan te tonen is”, aldus Lamers. “Het verstopt zich als het ware in het product. Het gaat in veel gevallen slechts om een kleine hoeveelheid sesamzaad die is toegevoegd aan een product. Daarom is het beter om tests te doen met het oorspronkelijke product, de sesamzaadjes zelf. Dat is veel effectiever. Sesamzaad is een bulk­product, het wordt verhandeld via grote spelers. Sommige van hen nemen inmiddels hun verantwoordelijkheid, anderen doen dat niet of in mindere mate. Voor producenten in Nederland is het dus zaak om leveranciers goed te bevragen: in hoeverre is de veiligheid van het product geborgd? Wordt er voldoende getest? Heb je als producent twijfels, dan is het verstandig zelf tests te laten uitvoeren. Voor ethyleenoxide zijn die echter vrij prijzig, wat het voor kleinere ondernemers lastig maakt. Van grondstoffen als johannesbroodpitmeel gebruiken ze maar kleine hoeveelheden, zodat ze heel lang met hun voorraad doen. In dat geval kan het verstandig zijn om toch tests te laten uitvoeren.”

Voorzorgsbeginsel

Frankrijk en België hebben meer terugroepacties gedaan dan Nederland. “In Frankrijk is vanaf het begin het voorzorgsbeginsel toegepast” vertelt Lindner. “Als iets niet 100 procent wordt vertrouwd, dan wordt het teruggehaald, totdat de veiligheid wetenschappelijk is bewezen. Sinds afgelopen najaar zijn daar al haast 7.000 verontreinigde producten teruggeroepen. Van sesam tot ijs, peper, gember, sjalotten, koffie, brood, koekjes en kant-en-klaarmaaltijden. Omdat sommige EU-lidstaten besmette producten niet hebben teruggeroepen, heeft Foodwatch de Europese Commissie gewaarschuwd.” De organisatie vindt dat de NVWA meer moet doen om de veiligheid van voedingsmiddelen te kunnen garanderen. Nu ligt die verantwoordelijkheid bij producenten zelf.

'Als iets niet 100 procent wordt vertrouwd, wordt het teruggehaald tot de veiligheid wetenschappelijk is bewezen'

De NVWA reageert: “Producenten moeten er volgens de Algemene levensmiddelenverordening inderdaad zelf voor zorgen dat levensmiddelen die zij produceren en verhandelen aan de wettelijke voedselveiligheidseisen voldoen. En bedrijven zijn verplicht om bij de NVWA melding te doen als zij een levensmiddel in de handel hebben gebracht dat niet voldoet aan die eisen.” De organisatie voert zelf ook controles uit. “Sinds oktober vorig jaar wordt 50 procent van de zendingen sesamzaad uit India aan de buitengrens verplicht gecontroleerd. Daarnaast heeft de NVWA in de eerste helft van dit jaar monsters genomen bij importeurs en deze laten analyseren op ethyleenoxide. Dat ging om monsters van met name kruiden, maar ook rijst en andere producten die mogelijk met ethyleenoxide in aanraking komen. In juni heeft de NVWA een aantal monsters genomen van johannesbroodpitmeel, ijs en zuigelingenvoeding en deze laten analyseren op ethyleenoxide. Hierin zijn (buiten de verplichte buitengrensbemonstering) geen overschrijdingen van het maximale residulevel (MRL) geconstateerd. Ook in 2022 zal de NVWA blijven testen op residuen van ethyleenoxide. Daarnaast wordt tijdens inspecties bij bedrijven aandacht besteed aan de borging van grondstoffen.”

Foodwatch wil het anders geregeld zien. “De handhavende instantie moet in de toekomst onmiddellijk zelf actief besmette producten kunnen terugroepen van de markt. En dit niet langer aan producenten en verkopers zelf overlaten. Op Europees niveau hebben we het voorzorgsprincipe niet voor niets afgesproken.”

Volgens Lamers is het lastige bij dit soort verontreinigingen dat het eerst ‘fout’ moet gaan, voordat er kan worden gehandeld. “Ethyleenoxide wordt al jaren gebruikt. Als je niet weet dat die stof in een product is terechtgekomen, weet je ook niet waar je naar moet zoeken. Pas als een aantal gevallen aan
het licht is gekomen, wordt er op getest. De kans is dus groot dat het daarvoor al aanwezig was in producten. Eurofins kan deze tests onafhankelijk uitvoeren, maar eigenlijk willen wij deze stap voor zijn door samen met de producent of leverancier te kijken naar de hele keten, juist ook het deel buiten Europa, waar we niet altijd goed zicht op hebben. Daarmee verklein je meteen de kans dat er wordt gefraudeerd met bijvoorbeeld de herkomst van een partij. Door je gehele voedselketen te kennen, kun je de risico’s ten aanzien van zowel voedselveiligheid als voedsel­fraude beter in kaart brengen, en gerichter onderzoek doen.”

Altijd op de hoogte blijven?