De groei en ontwikkeling tijdens de adolescentie is bepalend voor de gezondheid op latere leeftijd en zelfs voor die van eventuele nakomelingen. Voeding speelt daarbij een belangrijke rol. Toch wordt er verhoudingsgewijs weinig onderzoek naar gedaan.
De adolescentie is een cruciaal punt in de levensloop, gekenmerkt door ingrijpende fysieke, cognitieve en emotionele groei. Er is geen leeftijdsgroep waarin mensen meer openstaan voor verandering; jongeren streven naar autonomie en keuzevrijheid en zijn zeer gevoelig voor invloeden uit de (sociale) omgeving. Dat biedt op het vlak van voeding en gezondheid unieke mogelijkheden om een gezonde leefstijl te stimuleren die positief doorwerkt in hun volwassen bestaan. Omdat hier relatief weinig onderzoek naar gedaan wordt, bracht The Lancet een serie van drie artikelen over de rol van voeding bij jongvolwassenen, hun voedingskeuzes en met aanbevelingen voor het bereiken van een betere voedingsstatus bij deze leeftijdsgroep.
Volgens de Lancet-onderzoekers wordt het stimuleren van een gezonde leefstijl bemoeilijkt door bestaande en voortdurende voedingsproblemen, waaronder voedselonzekerheid en voedingspatronen van slechte kwaliteit, waar de huidige obesitasepidemie nog eens bijkomt. Daarnaast is het belang van de voeding van grotendeels over het hoofd gezien bij interventies en onderzoeken. In de interventiestudies die wel zijn uitgevoerd, merken de onderzoekers op dat de nadruk is gelegd op suppletie met micronutriënten, waarbij geen rekening is gehouden met de kenmerken en drijfveren van deze bijzondere groep.
Groeispurten
Tot hun eerste levensjaar groeien kinderen het hardst. De volgende groeispurt is het grootst bij kinderen in de vroege puberteit. Gemiddeld wordt bij tien- tot negentienjarigen twintig procent van hun uiteindelijke volwassen lengte gevormd, vijftig procent van het volwassen gewicht en veertig procent van de botmassa. Voeding is in deze levensfase bepalend voor het verloop van de verdere puberteit en de uiteindelijke lichaamslengte, de opbouw van spier- en vetmassa en het risico op niet-overdraagbare ziekten op latere leeftijd.
Verloop van de puberteit
Voeding en gewicht hebben een aantoonbaar effect op de aanvang en duur van de puberteit. Dat begint al voor de geboorte: kinderen van een obese moeder komen over het algemeen eerder in de puberteit. Dat geldt ook voor kinderen die korter dan zes maanden borstvoeding hebben gehad en voor prepubers die veel dierlijke eiwitten te eten krijgen. De inname van veel plantaardige eiwitten heeft het tegenovergestelde effect. Bij meisjes met een voedingspatroon hoog in koolhydraten en vetten zal de menstruatie eerder optreden en de puberteit van kortere duur zijn. Dat gebeurt ook als ze veel suikerhoudende dranken drinken.
Een korte puberteit zal smmige ouders als muziek in de oren klinken, maar kan helaas zeer nadelige effecten hebben. Kinderen die vroeg en kort puberen, zullen bijvoorbeeld eerder overgewicht of obesitas ontwikkelen als ze eenmaal volwassen zijn.
Lengte
De voeding van kinderen en adolescenten heeft niet alleen effecten op het verloop van de puberteit zelf, maar vooral op de uiteindelijke status van het volwassen lichaam, bijvoorbeeld op lengte. Natuurlijk wordt lengte voor een deel bepaald door aanleg en andere leefomstandigheden, maar voeding is hierbij zeker ook een belangrijke factor. In welvarende landen, waar voldoende en gezonde voeding beschikbaar is, worden mensen gemiddeld langer. Dat voeding hierbij inderdaad een rol speelt, wordt geïllustreerd door een onderzoek waaruit blijkt dat Zuid-Aziatische kinderen die in Nederland opgroeien langer worden dan hun generatiegenoten in Azië zelf. Een ander voorbeeld is het Hongerwinter Onderzoek, waarmee is aangetoond dat Nederlandse kinderen geboren in 1944–’45, gemiddeld 3 tot 4 centimeter korter zijn dan kinderen uit de periode daar vlak voor of na. Uit recenter onderzoek in Nigeria en Cambodja blijkt dat nutriëntentekorten gedurende de adolescentie zelfs nog groter effect kunnen hebben op de volwassen lengte. Een belangrijk nutriënt waar vooral meisjes die beginnen met menstrueren wereldwijd nog steeds vaak te weinig van binnenkrijgen, is bijvoorbeeld ijzer. IJzertekort kan onder meer resulteren in een gecompromitteerde groei.
Andersom lijkt een teveel aan voeding, resulterend in overgewicht of obesitas, ook een negatief effect te hebben op de lengtegroei. Een optimale en lineaire groei, zonder pieken of dalen door ondervoeding of juist overgewicht, is een indicator voor een goede gezondheid op latere leeftijd, bijvoorbeeld als het gaat om niet overdraagbare ziekten als hoge bloeddruk of diabetes type 2.
Lichaamssamenstelling
Ondervoeding en overgewicht hebben ook een ongunstig effect op de ontwikkeling van de lichaamssamenstelling (verdeling van bot- spier en vetmassa), hart- en longfunctie (cardiorespiratoire conditie), het brein en het immuunsysteem tijdens de adolescentie.
Daarbij komt dat wanneer één factor in de ontwikkeling naar een gezond lichaam verstoord wordt, dat invloed heeft op alle andere. Ondervoeding door bijvoorbeeld anorexia nervosa, kan leiden tot botontkal king, hartproblemen door kaliumtekort, een verstoord verloop van de puberteit en verminderde vruchtbaarheid. Maar ook de hersenen worden erdoor aangetast: de flexibiliteit die kenmerkend is voor het adolescente brein vermindert evenals het werkgeheugen, de regulatie en verwerking van emoties en sociale signalen raken verstoord net als het beloningssysteem dat in het brein wordt aangestuurd. De verstoorde ontwikkeling van het brein is via de darm-brein-as dan weer van invloed op het microbioom en andersom. Ook spier- en skeletopbouw zijn gelinkt aan hersenfuncties; een tekort aan bijvoorbeeld het uit botweefsel afkomstige hormoon osteocalcine is geassocieerd met angsten en depressie, verminderd ruimtelijk inzicht en geheugen.
Voedselkeuzes van jongeren
De voedselkeuzes van jongeren worden, net als die van volwassenen, bepaald door onder meer de beschikbaarheid, betaalbaarheid en het gemak van eten en persoonlijke voorkeuren en overtuigingen. Bij adolescenten zijn daarbij het streven naar autonomie en keuzevrijheid, samen met het sterkere verlangen naar uniciteit en ‘erbij horen’, van grote invloed op de hun eetgedrag.
Of er op voedingsgebied überhaupt iets te kiezen valt, wordt in eerste instantie vooral bepaald door de omgeving, ook bij jongvolwassenen, zo valt te lezen in het Lancet-onderzoek. Hoe lager het sociaaleconomisch milieu, hoe onzekerder de beschikbaarheid van voeding is en hoe eerder adolescenten medeverantwoordelijk zijn voor de productie, het verkrijgen en bereiden van voldoende voedsel voor zichzelf en hun familie. De vraag of het eten dát ze kunnen krijgen bij hen past, is dan van ondergeschikt belang.
Naarmate adolescenten in een welvarender omgeving leven, worden hun keuzemogelijkheden groter. Bij het maken van voedselkeuzes zijn ze, meer dan in andere leeftijdsfasen, zeer gevoelig voor invloeden vanuit hun sociale omgeving. Deze verhoogde gevoeligheid kan verklaard worden door het toegenomen testosterongehalte in hun lichaam.
Het streven naar een eigen identiteit, onafhankelijk van hun opvoeders, en de schijnbaar tegengestelde behoefte ‘toch ergens bij te horen’, maakt dat ze zich afzetten tegen de traditionele voedingsgewoonten van hun ouders en op zoek gaan naar alternatieven. Deze alternatieven zijn, gezien de obesitasepidemie, helaas meestal ongezond en energierijk. Voeding is een belangrijke onderdeel van de persoonlijkheid-in-wording van jongvolwassenen. Als ze samenkomen wordt er eten gedeeld, ze leggen geld bij elkaar om hun ‘eigen’ eten te kopen, wijzen elkaar op leuke plekken waar lekkere snacks te halen zijn. Hun ontvankelijkheid voor sociale invloeden maakt ze ook gevoeliger voor het voedselaanbod in hun omgeving, trends en marketing. Vooral de social media, waar jongeren uit bijna alle sociaaleconomische klassen toegang toe hebben, kunnen een enorme impact hebben op het voedingsgedrag van adolescenten. De voedingsindustrie maakt daar dankbaar gebruik van door te adverteren op sites waarin reclame, entertainment en sociale interactie samengaan, waardoor de grenzen tussen deze drie vervagen.
Strategieën en interventies
Juist omdat de adolescentie bij uitstek de leeftijd is waarop nieuwe voedings- en leefstijlgewoonten worden aangeleerd die bepalend zijn voor de gezondheid en gedrag op latere leeftijd, is het zo verwonderlijk dat er zo weinig onderzoek en beleid gericht is op deze doelgroep. De onderzoekers van de Lancet pleiten daarom voor een sector-overstijgende samenwerking tussen consumenten (met een grote inbreng van de jongeren zelf), wetenschap, industrie en overheid, om duidelijke doelen te stellen, de gegevensverzameling te standaardiseren en voedselonzekerheid tegen te gaan. Onderzoek en beleid moeten niet alleen betrekking hebben op micronutriënten, maar vooral op de complexe ontwikkelingsfactoren die spelen bij adolescenten. Overheid en industrie moeten volgens de onderzoekers hun verantwoordelijkheid nemen als het gaat om de marketing richting jongeren en de inrichting van een gezonde voedselomgeving. Met name de sociale media bieden veel mogelijkheden om jongeren te bereiken en een gezonde leefstijl te stimuleren.
In het onderwijs aan jongeren moet volgens de onderzoekers veel meer aandacht komen voor voedselvaardigheden, kennis over gezonde voeding en de productie ervan, inclusief de impact die dat op het milieu heeft. Daarbij is de betrokkenheid van de lokale gemeenschap, inclusief ouders en producenten, essentieel.